Hollands Welvaren en de schwalbe van de Nederlandse industrie
Als de Nederlandse industrie in het nieuws is, is de aanleiding vaak somber. Vertegenwoordigers vanuit de sector bekrachtigen graag het beeld dat het slecht gaat. Financieel journalist Joris Heijn kijkt voorbij de negatieve krantenkoppen.
In september dit jaar, toen Shell en BP kort na elkaar de stekker uit de bouw van een bioraffinaderij in Rotterdam trokken, betoogde Joris Heijn dat het juist goed gaat met onze industrie. Nu het ondernemingsklimaat een van de grote onderwerpen aan de formatietafel is, is het goed om dit stuk – onderbouwd met cijfers en vooruitzichten – (opnieuw) te lezen.
In zijn nieuwsbrief Hollands Welvaren onderzoekt Joris Heijn de grote economische trends. Wil je begrijpen hoe Nederland Nederland zijn geld verdient, en wil je bijdragen aan onafhankelijke journalistiek die dat blootlegt? Volg Hollands Welvaren, meld je aan voor de nieuwsbrief, en overweeg een abonnement. Zo steun je verhalen die ertoe doen.
Hieronder het artikel over de industrie, zoals oorspronkelijk gepubliceerd door Hollands Welvaren op 26 september 2025.
Het gaat GOED met onze industrie
Somberte overheerst over de Nederlandse industrie. Die zou op instorten staan, met name in de Rotterdamse haven. Maar het gekke is dat uit diverse industrie-cijfers juist optimisme blijkt. Veel meer dan in andere landen.
In dit verhaal:
- Waarom somberte (onterecht) overheerst in de berichtgeving over de industrie
- Hoe goed/slecht de industrie echt draait
- Wat zijn de vooruitzichten voor de nabije toekomst?
- Hoe staat het met investeringen in nieuwe fabrieken?
- Hoe een nadeel een voordeel werd voor Nederland
Slecht nieuws verkoopt. Toen Shell eerder deze maand de bouw van een bioraffinaderij van 1 miljard euro de nek omdraaide, haalde dat groot het nieuws. Toen BP eerder deze week een tekentafelplan voor eenzelfde soort fabriek in de prullenbak gooide: idem.
Maar toen het Finse Neste in april wél een gigantische bioraffinaderij in gebruik nam, was er doodse stilte in de media. Deze raffinaderij, die biokerosine en biodiesel maakt, gaat de komende twee jaar nog eens verdubbelen en wordt daarmee drie keer groter dan het Shell-plan ooit is geweest. Maar Neste haalt hoogstens een bijzinnetje, of een alinea, in het grotere sombere verhaal.
Dit is natuurlijk een anekdote, maar het is wel tekenend voor hoe er bericht wordt over de Nederlandse industrie. Aangemoedigd overigens door de industrielobby zelf. Jarenlang zat de (fossiele) industrie in de hoek waar de politieke klappen vielen. Hun lobby kon geen grip krijgen op de politici in Den Haag, die belastingverhoging op belastingverhoging doorvoerden, een CO2-heffing bedachten en die geen poot uitstak toen Shell moest kiezen tussen Brits of Nederlands worden.
Schwalbe van de lobby
Maar nu Nederlanders en politici eindelijk beginnen in te zien dat de industrie en het ondernemingsklimaat eigenlijk best belangrijk is, grijpt de industrielobby die kans met beide handen vast. Hoe zieliger de industrie zich voordoet, hoe meer geld er hopelijk in een volgende formatie wordt uitgetrokken.
Het is inderdaad nodig dat een nieuw kabinet flink de portemonnee trekt om Nederland weer een aantrekkelijk land voor de industrie te maken. Dat kost al snel miljarden. Bijvoorbeeld zodat bedrijven niet vol opdraaien voor het verzwaren van het stroomnet, of om de bouw van nieuwe AI-datacentra te stimuleren en om de chipbedrijven rond Eindhoven meer uitbreidingsmogelijkheden te geven.
Maar dat is nog geen reden om als lobby zoveel schwalbes te maken.
Want wie kijkt naar de cijfers, ziet dat gewoon heel veel seinen op groen staan en dat Nederland zich zelfs onttrekt aan de malaise in veel andere westerse landen.
Produceert de industrie nu echt minder?
Wie naar productie van de industrie kijkt, ziet dat die de afgelopen tijd inderdaad licht achteruit kachelt, maar ook dat die tijdens de coronacrisis een enorme sprint naar boven heeft gemaakt. Er wordt veel gesproken over ‘de-industrialisatie’, maar de Nederlandse industrie produceert nu gewoon 10% meer spullen dan tien jaar geleden.
Winnaar en verliezer
‘De’ Nederlandse industrie bestaat overigens niet. Zoomen we in naar de grootste industrieën, dan zien we één duidelijke winnaar, een paar stabiele sectoren en één verliezer. De chipsector is de afgelopen jaren de belangrijkste industrie van Nederland geworden, maar deze heeft helaas geen eigen definitie bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Een groot deel van de sector valt onder de machinebouw, maar andere bedrijven vallen weer onder de elektrische appratenindustrie.
De voedingsmiddelenindustrie groeit stabiel, net zoals de metaalproducenten. De basismetaalsector herstelt juist vanuit een dip. De verliezer is de chemische industrie. Europa verliest daar al jaren terrein op China, dat een gigantische chemieindustrie uit de grond heeft gestampt.
Nederlandse industrie best optimistisch over toekomst
Dat de industrie nu wat minder produceert, is bovendien geen garantie voor de toekomst. Een belangrijke graadmeter voor de industrie is de zogeheten – hier volgt het minst sexy woord van dit verhaal – inkoopmanagersindex, (purchasing managersindex, PMI). Die kijkt naar onder meer de productie van de industrie, of er mensen worden aangenomen of juist ontslagen en of er meer of minder orders binnenkomen. Als je deze PMI van Nederland naast die van de belangrijkste industriegrootmachten legt, zie je dat we het gewoon goed doen, en ons aan de Europese malaise onttrekken.
Een index van boven de 50 betekent vaak groei voor de nabije toekomst, een stand onder de 50 duidt op krimp. Het zich snel ontwikkelende India zit in de lift. In Amerika is men ook flink aan het produceren, omdat klanten van fabrieken graag een volle voorraadkast hebben, voor het geval Trump weer aan de importtarieven gaat morrelen, of de inflatie toeneemt. Dat Amerikaanse cijfer is dus meer een teken van zwakte dan van kracht.
Frankrijk, Duitsland en zelfs het machtige China, houden maar net het hoofd boven water: er zit niet echt groei in het vat, maar ook niet echt krimp.
Ook het CBS vraagt aan ondernemers in de industrie hoe zij naar de toekomst kijken. Uit dit producentenvertrouwen (de tegenhanger van het consumentenvertrouwen) blijkt dat ondernemers niet echt tevreden zijn over het aantal nieuwe orders en dat ze vinden dat hun magazijnen iets te vol staan met nog onverkochte producten. Maar tegelijkertijd zegt een meerderheid óók dat zij verwacht de komende drie maanden meer te gaan produceren.
Krimp soms gezond
Het is ook niet zo dat de industrie alsmaar moet groeien. Soms is een krimp ook nodig om even de broekriem aan te halen om financieel gezonder te worden. In een toelichting bij de Duitse PMI bijvoorbeeld, wordt gezegd dat de arbeidsproductiviteit is gestegen door alle ontslagrondes van de laatste tijd. Dat maakt de Duitse industrie op termijn gezonder.
In Nederland kondigde Tata Steel ook een flinke reorganisatie aan waarbij 1.600 banen verdwijnen. Niet omdat het einde nabij is (Tata draait gewoon prima in Nederland), maar juist om de financiën op lange termijn gezond te maken. Want er wordt nog altijd gewerkt aan een deal met de overheid (maatwerkafspraak) voor een gigantische verduurzamingsoperatie van het staalbedrijf. Als het aan Tata ligt, worden er miljarden gestoken in de verduurzaming van het staalbedrijf, niet in het slopen van de fabriek en het bouwen van huizen in een nieuwe ‘Tata-stad’, zoals Volt wil.
Flinke investeringen in aantocht
En niet alleen Tata Steel staat aan de vooravond van een mogelijk flinke investering in de Nederlandse industrie. Ook het eerder aangehaalde Neste investeert dus flink. En nadat Shell jarenlang de enige was die een grote groene waterstoffabriek (elektrolyzer) aan het bouwen was, zijn er nu nog diverse concrete plannen voor grote elektrolyzers. Zo gaat Air Liquide een elektrolyzer bouwen in Rotterdam van 200 MW (net zo groot als die van Shell) en wil het er samen met TotalEnergies ook eentje bouwen van 250 MW in Zeeland. Totale investering: meer dan 1 miljard euro.
Volgens het CBS zijn Nederlandse bedrijven van plan om dit jaar maar liefst 27% meer te investeren dan vorig jaar. Die plannen komen meestal ook uit. Alleen vorig jaar zat er een flink verschil tussen plannen en uitvoering. Deels komt dat door vertraging, meldt het CBS; maar de stikstofproblematiek en het stilleggen van de mega-investering van Shell in de bioraffinaderij zullen ook niet geholpen hebben.
Liever Haagse besluiteloosheid dan Trump
Het wordt extra interessant wanneer je de Nederlandse investeringscijfers naast de Amerikaanse legt. Onder president Biden werden de investeringen in de Amerikaanse industrie bizar hoog opgevoerd. In Nederland zag men met lede ogen toe terwijl Amerika alle investeringen naar zich toetrok en we hier verzandden in het stikstofmoeras en de bedrijvenbelastingen stegen. Maar inmiddels is het beeld omgekeerd. De Amerikaanse investeringen krimpen, terwijl ze hier toenemen.
Waarom de Nederlandse industrie goede kaarten heeft
Vrijwel alle grote Nederlandse industrie is in buitenlandse handen. Dat was een nadeel toen Nederlandse politici het vestigingsklimaat aan het uithollen waren en niemand in de bestuurskamer een bijzondere binding met Nederland voelde.
Maar inmiddels lijkt het een voordeel dat de Nederlandse industrie in handen is van internationale concerns. Door alle internationale onzekerheid willen deze concerns hun risico’s spreiden. Ze willen fabrieken in Amerika, China en Europa houden, voor het geval er weer een handelsoorlog komt, politici gekke regels gaan invoeren, aanvoerketens worden verstoord of ergens een militair conflict uitbreekt.
En juist in Nederland staan vaak de aantrekkelijkste fabrieksterreinen in Europa. De raffinaderijen van Shell en BP in Rotterdam zijn de grootste van heel Europa. Dow’s chemiecomplex in Terneuzen is hun grootste buiten Amerika. Yara’s kunstmestfabriek in (eveneens) Terneuzen is het ‘vlaggenschip‘ van het bedrijf. En er is geen twijfel over mogelijk dat de voormalige hoogovens Tata’s troetelkind in Europa zijn.
Wie weet blijkt 2025, als we er later op terugkijken, toch niet het jaar dat de Nederlandse industrie zijn definitieve ondergang inzette. Misschien is het zelfs wel het jaar dat de industrie zich nog steviger nestelde in Nederland.
Bron: Hollands Welvaren (overgenomen met toestemming) / Imagecredit: Wim van ’t Einde, via Unsplash Public Domain




